1. De in het Unierecht geregelde emissies en verwijderingen van broeikasgassen in de hele Unie zijn uiterlijk in 2050 binnen de Unie in evenwicht, zodat de netto-uitstoot tegen die datum tot nul kan worden herleid, en de Unie streeft daarna naar negatieve emissies.
2. De relevante instellingen van de Unie en de lidstaten nemen de nodige maatregelen, respectievelijk op het niveau van de Unie en op nationaal niveau, om de collectieve verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling inzake klimaatneutraliteit mogelijk te maken, rekening houdend met het belang van het bevorderen van zowel rechtvaardigheid en solidariteit tussen de lidstaten als kosteneffectiviteit bij het verwezenlijken van deze doelstelling.